maandag 9 maart 2015

Kom hier dat ik u kus



Samenvatting:

Deel 1: 1976-1978

Mona is negen wanneer haar moeder Agnes verongelukt. Haar vader is alleen maar bezig met zijn werk en Mona moet voor haar drie jaar jongere broertje Alexander zorgen. Het huishouden wordt, zonder dat Mona's vader dat erg leuk vindt, overgenomen door de familie van Agnes, die ook al haar spullen en herinneringen weghaalt. Mona vindt het moeilijk dat haar moeder, die toch al vaak streng tegen haar was, er niet meer is, vooral omdat ze nu minder aandacht krijgt en niet kan opschieten met haar broertje. Maar ze wil wel graag flink zijn voor haar vader en hem gelukkig maken.

Nog maar een half jaar na Agnes' dood heeft hij een vriendin, Marie: Mona kan goed met haar overweg (al vindt ze het een beetje raar wanneer ze hen betrapt tijdens de seks) maar Agnes' moeder vindt het helemaal niet leuk. Marie en Mona's vader trouwen een jaar na Agnes' dood en Mona en haar broertje moeten Marie nu mama noemen. Dat vindt Mona moeilijk, en voor Marie is het lastig om te wennen aan haar nieuwe leven. Ze ruziet vaak met Mona's vader en raakt van streek als Mona haar niet vertelt dat ze onterecht strafwerk heeft gekregen.

Mona besluit dat ze het Marie naar de zin wil maken en een tijdje gaat dat goed. Tot Mona Marie op een nacht bespiedt tijdens een eetbui en als Marie haar aanwezigheid ontdekt, slaat ze Mona.

Op Mona's elfde verjaardag kondigen haar vader en Marie aan dat ze een kindje verwachten. Drie weken te vroeg wordt het geboren: een meisje, Anne-Sophie. Mona zorgt veel voor haar, maar Marie vindt dat vervelend en Mona hoort haar praten over dat ze niet gelukkig is, dat ze van de kinderen en haar man af wil. Kort daarna gaat ze met Anne-Sophie naar haar ouders toe. Mona voelt zich verantwoordelijk: ze ziet dat haar vader ongelukkig is en gaat naar het huis van Maries ouders. Ze vraagt Marie om terug te komen en drukt dan Maries sigaret op haar arm uit, als straf voor zichzelf omdat ze Marie niet goed genoeg denkt te hebben behandeld.

Deel 2: 1991

Mona is inmiddels 24 en werkt als dramaturg (theatercriticus) bij het toneelgezelschap van de beroemde regisseur Marcus. Haar 21-jarige broer Alexander heeft een elf jaar oudere vriendin, Charlie, die in verwachting is: hij stopt met zijn studie medicijnen om zich te wijden aan het gezinsleven. Zijn vader en Marie zijn daar niet blij mee.

Mona krijgt een relatie met schrijver Louis, maar is er niet zeker van of hij echt om haar geeft. Als ze met elkaar naar bed gaan, komt zij niet klaar en daarna zien ze elkaar steeds minder omdat Louis zijn sociale leven belangrijker vindt. Mona is boos op zichzelf dat ze over zich heen laat lopen maar blijft toch steeds naar hem teruggaan. Intussen laat ze zich meeslepen door haar baas Marcus, die haar probeert over te halen cocaïne te gebruiken en met hem te vrijen.

Het kindje van Alexander en Charlie wordt geboren: een jongetje, Marvin. Anne-Sophie heeft het moeilijk, maar praat nergens over.

Deel 3: 2002

Mona's leven draait inmiddels bijna volledig om haar vader, die met darmkanker in het ziekenhuis ligt. Hij ondergaat zware behandelingen en het is onzeker of ze wel werken. Op zijn verzoek ontdekt Mona brieven van een andere vrouw in zijn werkkamer.

Mona is nog steeds samen met Louis, met wie ze steeds vaker ruzie krijgt omdat hij zoveel werkt en haar zo weinig aandacht geeft. Ook is Marcus nog steeds verslaafd en daar lijdt Mona onder: hij is tijdens het werk niet te genieten en geeft haar geen credit voor wat ze doet.

Wanneer haar vader zieker wordt, licht Mona Anne-Sophie in, die al jarenlang door Amerika reist. Haar vader vertelt haar over de vrouw die hem de brieven schreef: ze heette Johanna en hij had een affaire met haar toen hij ongeveer vijf jaar met Marie getrouwd was. Hij maakte er een eind aan omdat hij vond dat hij bij Marie moest blijven. Zonder dat iemand ervan af weet, brengt Mona hem naar Johanna toe zodat ze elkaar nog eens kunnen zien.

Mona's vader vertelt haar dat haar moeder zo'n hard karakter had omdat ze door haar vader werd mishandeld en verwaarloosd. Agnes raakte ongepland zwanger van Mona en trouwde met Mona's vader omdat dat de enige optie was, niet omdat ze zo verliefd op hem was.

Mona regelt dat Johanna naar het ziekenhuis komt om haar vader te bezoeken wanneer het slechter met hem gaat. Marie betrapt hen en vertelt Mona dat ze al langer vermoedde dat hij een affaire had. Anne-Sophie komt, maar weigert te praten over wat er destijds voor heeft gezorgd dat ze vertrok. Marcus' productie is volgens Mona niet goed, maar hij negeert haar kritiek en krijgt veel negatieve reacties na de première. Hij ontslaat haar omdat ze volgens hem haar werk niet goed heeft gedaan.

Mona's vader vraagt haar om te regelen dat hij euthanasie mag plegen. Nadat hij het slaapmiddel heeft gekregen, is zij degene die 's nachts bij hem waakt. Tijdens die wake overlijdt hij en dan realiseert Mona zich dat ze al haar hele leven is en doet wat anderen van haar verwachten. Ze maakt het uit met Louis en besluit dat het eindelijk tijd is om zichzelf te zijn.

Titelverklaring:

Kom hier dat ik u kus is Vlaams: in het Nederlands zouden we zeggen: kom hier, ik wil je kussen (in het Vlaams wordt iedereen u genoemd). De titel komt pas laat in het verhaal terug: Louis zegt het tegen Mona nadat ze ruzie hebben gemaakt en hij haar wil tonen dat hij van haar houdt. Mona heeft deze zin echter al veel vaker gehoord: misschien niet met zoveel woorden, maar het is wel kenmerkend voor de relaties die ze heeft of heeft gehad met de mensen om haar heen. Kom hier dat ik u kus betekent dat Mona altijd gehoorzaam is geweest, mensen altijd gelukkig heeft proberen te maken en zich ook altijd weer heeft laten vermurwen tot iets, bijvoorbeeld tot goedmaker als ze boos was.

Schrijver:

Griet op de Beeck is een vlaamse schrijfster die geboren is op 22 augustus 1972 in Turnhout. Ze heeft van 1994 tot 2004 gewerkt als dramaturg en als artistiek leider van het Toneelhuis. Hierna vertrok ze naar Duitsland en werd journaliste. In 2013 publiceerde zij haar eerste boek Vele hemels boven de zevende. Later in 2014 schreef ze het boek Kom hier dat ik u kus.

Schrijfstijl:

De schrijfstijl van Griet op de Beeck is het beste te omschrijven als typisch Vlaams. Het duurde eventjes voor ik als lezer doorhad dat het om een Belgisch boek ging, want in sommige hoofdstukken is het taalgebruik gewon doorsnee Nederlands, maar er zijn ook veel momenten, vooral in de dialogen, dat er typisch Vlaamse uitdrukkingen worden gebruikt. Zo is de zinsbouw af en toe een beetje anders dan in het Nederlands en wordt er alleen maar gij en u gebruikt in plaats van jij en je. Afgezien hiervan leest het boek prettig: het is erg vlot geschreven, als een soort dagboek. Er wordt veel gebruik gemaakt van dialogen en gebeurtenissen: weinig beschrijvingen of details, waardoor het lekker weg leest. De hoofdstukken zijn over het algemeen kort en je blijft steeds benieuwd naar wat er gaat komen doordat de schrijfster de informatie doseert over de hoofdstukken: niet alles wordt in één keer verteld.

Recensies:

-Dizzie.nl
Kom hier dat ik u kus is een roman over Mona, als kind, als vierentwintigjarige, en als vijfendertigjarige. Een verhaal over waarom we worden wie we zijn, geschreven met humor, scherpte en veel schaamteloze eerlijkheid. Over ouders en kinderen. Over kapotte mensen en hoe zij ongewild anderen ook kapotmaken. Over waar verantwoordelijkheid eindigt en schuld begint. Over geheimen en eenzaamheid. Over ziekte en zwijgen. Over de gevaren van sterk zijn. Over vergeten en niet kunnen vergeten. Over jezelf durven redden. En natuurlijk ook nog over de liefde. Omdat dat alles is wat we hebben, of toch bijna. Over Vele hemels boven de zevende (2013): `Op de Beeck heeft een betoverende tekst geschreven: een tekst als een Spinvisliedje, waarin flarden van mensenlevens zo gerangschikt zijn dat het bij de toehoorder een vleugje heimwee oproept, en schrijnt. de Volkskrant ***** `Een weergaloos boek. de Standaard `Een wondermooi debuut. HP/de Tijd Over Vele hemels boven de zevende (2013): `Een warm boek dat twee keer zo lang had mogen zijn. NRC Handelsblad `Fictie van de bovenste plank. Een psychologisch eerlijke roman over hoe mensen aanmodderen en hun eigen weg zoeken. De Morgen **** `Op de Beeck weet heel dicht op de huid van haar personages te zitten, hun ellende en kracht gaan dwars door je ziel. De personages zijn zó levensecht dat het boek zich vanzelf laat lezen. Trouw `Een debuutroman waarin de ene zin nog mooier is dan de andere. Elsevier `Een boek over ons gestuntel en onze pogingen om niet alleen te zijn: zo superieur geschreven, zo teder en kwetsbaar en bijwijlen ook zo geestig dat je hart ervan breekt en opspringt tegelijk. Peter Verhelst Op de Beeck is een scherp observator () In het slim opgebouwde Vele hemels boven de zevende bespeelt zij verscheidene registers tegelijk. Vrij Nederland `Op de Beeck geeft de eenzaamheid een montere literaire stem. Of het nu om overspel gaat of de hel van het internetdaten, ze weigert vanuit een diep begrip van het al te menselijke te veroordelen. En schrijft daar schijnbaar luchtig over. Bovendien slaagt ze in de voor debutanten hachelijke keuze voor de ik-vorm. Dat zie ik niet vaak, in mijn doorgaans neerdrukkende praktijk. In de gaten houden dus, die getalenteerde Griet. Jeroen Vullings Griet op de Beeck (1973) was tien jaar lang dramaturg in het theater. Daarna ging ze schrijven voor humo en De Morgen. Voor haar debuutroman Vele hemels boven de zevende ontving ze De Bronzen Uil Publieksprijs 2013 en het boek werd genomineerd voor de ako Literatuurprijs 2013 en de Academica Literatuurprijs 2014. Dit debuut wordt binnenkort verfilmd door Jan Matthys, voor wie Op de Beeck het scenario ontwikkelt. Naar haar tweede roman wordt al sinds het verschijnen van Vele hemels boven de zevende reikhalzend uitgekeken.

-Recensieweb.nl
Drie woorden heeft Op de Beeck maar nodig om haar hoofdpersoon een gezicht te geven. ‘Lief van hem,’ denkt dramaturge Mona over de man die haar ogenblikken eerder nog zo kwaad maakte dat ze theatraal een toetsenbord kapot wilde slaan. Maar dat laat ze na, want dat doen mensen alleen in films en series. In het echt kan ze niet boos zijn op theaterregisseur Marcus Meereman, zelfs niet als die haar net heeft opgezadeld met de onmogelijke opdracht nog iets te maken van een toneelstuk dat aan alle kanten rammelt. Maar lief van hem dat hij toch nog vraagt naar haar doodzieke vader.
Het is Mona ten voeten uit: het meisje dat koste wat kost in de smaak wil vallen bij de sterke, overheersende, maar ook volstrekt egocentrische mannen tegen wie ze opkijkt. Marcus dus, maar vooral Louis, die er niet uitziet en niet lekker vrijt, maar wel een bekende schrijver is. Dus blijft ze jaren hangen bij deze man, die haar keer op keer teleurstelt.
Hang naar aandacht en erkenning
Mona, die als kind door haar barse moeder in de kelder werd opgesloten als er iets niet deugde, en dat was nogal snel, want die moeder was streng. Gevolg: Mona groeit op als een meisje dat zichzelf altijd wegcijfert, in haar hang naar aandacht en erkenning.
Dat is dan mooi samengebald in dat ‘Lief van hem’. Je weet meteen wie Mona is. Maar: dat gebeurt op bladzijde 252, in het derde en laatste deel van Kom hier dat ik u kus. Mona heeft dan al bijna een half leven achter de rug en de lezer driekwart van de roman. Eigenlijk kennen we Mona dan al lang, ten voeten uit, 250 bladzijden lang.
De man naar wiens aandacht ze het meest hunkert is haar vader Vincent. Hij laat zijn dochter over aan de grillen van die enge moeder en haalt na haar dood zonder blikken of blozen een stiefmoeder in huis die in eenzelvigheid voor al die mannen niet onder doet. Maar tandarts Vincent is altijd gaatjes aan het uitboren in zijn praktijkruimte. Als hij zich voorneemt dan maar eens voor zijn dochter op te komen, laat hij het glansrijk afweten. Ook dan zien we weer typisch Mona-gedrag: ze slikt haar teleurstelling weg als papa haar meeneemt naar de frituur.
‘We lopen verder door de regen en ik wou dat het altijd zo zou blijven. Dat we zouden doorstappen tot het einde van de wereld, door alle landen, zonder ooit moe te worden, zonder ooit nog te moeten slapen of iets anders te eten dan frietjes of naar school gaan of werken of ooit nog opstellen over eten te moeten schrijven. Alleen maar altijd doorgaan. Papa en ik.’
Een goedmakertje als ultiem geluksmoment. Mooie scènes genoeg, en scherpe dialogen tovert voormalig dramaturge Op de Beeck ook moeiteloos uit haar mouw. Maar Mona leren we zo snel kennen dat we al even snel op haar uitgekeken raken, ook omdat ze braaf alle symptomen vertoont van een meisje dat – zachtjes gezegd – in haar jeugd nogal tekort is gekomen: goedmaakgedrag, een minderwaardigheids- en vadercomplex, tot zelfverminking aan toe.
Karakters zonder eigen stem
Dan helpt het ook niet als de andere personages slechts toonbeelden zijn van slechte eigenschappen: stiefmoeder Marie (volstrekt egocentrisme), vriend Louis (idem) en Marcus (idem). Een van de weinige sympathieke karakters is Charlie, maar die speelt als vriendin van broer Alexander (het spreekwoordelijke lieverdje tegen wie Mona nogal afsteekt) haar rolletje van luis in de pels van de familie wel weer met erg veel nadruk.
Al die personages zien we door de ogen van Mona. Kom hier dat ik u kus was er zeker mee geholpen geweest als die karakters een eigen stem hadden gekregen. In haar debuut Vele hemels boven de zevende leverde deze aanpak een veelkleurig portret op van een familie en haar omgeving. Had Op de Beeck ook haar tweede roman deze vorm gegeven, dan was ze nog meer in herhaling vervallen, maar had ze vast een betere opvolger geschreven.
‘Ik wou dat op een dag, gewoon opeens, alle angst op was, zoals het warme water als ik heel lang heb gedoucht, maar dan overal en voor iedereen.’ Pas als Mona langzamerhand door begint te krijgen dat ze het zelf is die haar angst op moet maken, veert de lezer weer op. Dan pas laat ze zich van een kant zien die we nog niet van haar kennen, dan pas begint ze boven zichzelf uit te stijgen, en het boek waarin ze de hoofdrol speelt ook. Pas op de helft van haar leven en tegen het eind van het boek, dat dan weer wel.

Eigen recensie:

Een erg tragisch boek met personages waarin je je kunt inleven. Een vrij zielig verhaal dat je echt doet meeleven. Het onderwerp echtscheiding is behoorlijk groot in Nederland en daardoor heeft het boek ook een groot publiek proberen aan te trekken. Het feit dat Mona vaak kiest voor dat wat anderen van je willen is iets wat ik niet kan laten en daardoor moet ik ook verder lezen om de gevolgen hiervan te kunnen zien. En aan het eind van het boek kom je dan toch erachter dat al die mensen ook weer niet aan haar denken terwijl zij hen altijd voor zichzelf zet. Erg verdrietig en enorm mooi.

Reizen zonder John



Samenvatting:

Op 23 september 1960 begon John Steinbeck aan een reis per auto door de Verenigde Staten: vanuit zijn woonplaats Sag Harbor, enkele kilometers ten noordoosten van New York City, zou hij eerst in het noorden New England aandoen, vervolgens zich westwaarts begeven om via Niagara Falls, Detroit, Chicago, ‘the Great Plains’ en Montana de westkust te bereiken. Vanuit Seattle zou hij dan door Oregon naar California rijden om daar oostwaarts en huiswaarts te keren via Austin, Houston en New Orleans. Steinbeck reisde met zijn hond, een poedel, en noemde het reisverslag naar zijn metgezel: Travels with Charley.

Was zijn literaire carrière eind jaren vijftig in een impasse geraakt, dan slaagde hij erin met het reisverslag zijn faam als groot schrijver opnieuw glans te geven: zijn reportage met de eraan gekoppelde reflectie over de staat van Amerika, werd met veel belangstelling onthaald; in 1962 kreeg Steinbeck de Nobelprijs voor literatuur. Vijftig jaar later reist Geert Mak hem achterna; hij neemt geen hond mee, maar wel, zo vernemen we terloops, zijn vrouw.

Reizen zonder Charley zou dan ook een aanvaardbare, zij het van weinig inspiratie getuigende titel voor zijn reisjournaal geweest zijn. In de plaats daarvan krijgen we als titel Reizen zonder John, niet alleen inspiratieloos, maar ook flauw en amechtig. Overigens klopt die titel niet, want John Steinbeck is op nagenoeg elke bladzijde metonymisch aanwezig, omdat Mak voortdurend naar hem verwijst, niet alleen naar zijn reisverslag Travels with Charley, maar ook naar de brieven die hij tijdens zijn tocht aan zijn vrouw Elaine schreef, en naar de romans die hem wereldberoemd gemaakt hebben, The Grapes of Wrath en East of Eden. Daarenboven controleert Mak onophoudelijk de juistheid van Steinbecks verslag: altijd opnieuw vraagt hij zich af of Steinbeck inderdaad die avond een praatje gemaakt heeft met enkele plaatselijke nachtbrakers dan wel of hij het zogenaamde gesprek met cafégangers verzonnen heeft, of Steinbeck inderdaad die nacht buiten geslapen heeft dan wel of hij in het plaatselijk hotelletje overnacht heeft. Blijkt dat Steinbecks verslag niet altijd met de feiten strookt. Of dat ertoe doet, laten we in het midden; vast staat dat het ons geen enkel begrip over het hedendaagse Amerika bijbrengt.

De talrijke citaten uit de geschriften van Steinbeck vormen geen obstakel, ze illustreren enkel hoe Mak te werk gaat. Mak kan nauwelijks een observator genoemd worden: in de plaatsen die hij aandoet, vertelt hij niet over wat hij waarneemt of meemaakt, maar hij herhaalt wat hij met betrekking tot die plaatsen bij Steinbeck en vele anderen gelezen heeft. Bij zijn bezoek aan Deerfield, één van de oudste nederzettingen waar de Pilgrim Fathers neergestreken zijn, verhaalt hij over het pionierende bestaan van de eerste kolonisten: hoe de Europeanen samenleefden met de autochtone bevolking, voornamelijk Irokezen, die hen niet als indringers en veroveraars behandelden maar als een nieuwe stam die een plaats zocht in ‘Native North America’, wat de Europeanen van de locale tuinbouwcultuur leerden (en vooral niet leerden), dat de Europeanen de ingewikkelde taal van de zogenaamde indianen (Mak schuwt dit woord niet) nooit hebben hoeven leren, omdat ze vanaf het eerste moment bij hen in het Engels terecht konden, hoe de inheemse bevolking geëlimineerd werd door uitheemse ziektes, zoals de pokken, en hoe het samenleven stilaan ontwricht geraakt is.

Mak vertelt graag de sage van de teloorgang der indianen: als hij Little Bighorn in Montana bezoekt, gaat hij niet alleen in op de historische veldslag waarbij duizenden indianen onder leiding van het legendarische opperhoofd Sitting Bull korte metten maakten met het zevende cavalerieregiment onder leiding van de populaire generaal George Custer, maar hij vertelt ook uitgebreid over hoe de presidenten in de eerste helft van de negentiende eeuw systematisch de ‘native Americans’ hebben bedrogen en verraden.

Hetzelfde scenario herhaalt zich bij het passeren van Detroit: Mak schrijft vaak verhelderende dingen over hoe deze stad in de loop van de twintigste eeuw uitgegroeid is tot de autostad van de wereld – ‘Motown’ met meer dan tweehonderd fabrieken voor auto’s, motoren en onderdelen – en welke rol de zwarten in die ontwikkeling gespeeld hebben. Alleen, hij besteedt daarbij meer bladzijden aan Henry Ford dan aan het Detroit van het eerste decennium van de eenentwintigste eeuw, nu de bevolking meer dan gehalveerd is en de stad in leegstand en krakerspanden wegzinkt.

De tocht eindigt in New Orleans, waar – zoals kan worden verwacht – het verhaal van tropische orkaan Katrina nog eens wordt overgedaan: hoe de regering en het leger nadat de dijken doorgebroken waren, geen sikkepit gaven om de mensenlevens in gevaar.

Nogmaals: Mak weet de interesse van de lezer te wekken, niet door eigen ervaringen op te dissen, maar door gezagsvolle bronnen te citeren. Het obligate Over de democratie in Amerika van Alexis de Tocqueville ontbreekt uiteraard niet op het appel. Verder put Mak uit Francis Fukuyama, John Lewis Gaddis, John Galbraith, Timothy Garton Ash, Tony Judt, Sinclair Lewis, Simon Schama, Howard Zinn en vele, vele anderen. Met hen constateert hij dat de traditionele ‘American way of life’, die wereldwijd miljoenen mensen bekoord heeft, als een zeepbel uiteengespat is: het machtige gevoel dat het leven niet door het noodlot maar door jezelf bepaald wordt, heeft decennia lang stand gehouden, maar ligt nu aan diggelen. Misschien is dat gevoel wel (zelf)destructief, want de droom dat je kunt opklimmen ‘from rags to riches’ ondersteunt en stimuleert het eigen zelfbeeld, maar levert weinig of niets op voor het collectief; sterker geformuleerd: uiteindelijk brengt die droom schade toe aan de handhaving van zo iets als een gemeenschap of samenleving. Wie dit doordenkt, begrijpt dat zwaarlijvigheid in de VS een maatschappelijk probleem geworden is.

Niet zonder ironie signaleert Mak dat Tocqueville al in de jaren dertig van de negentiende eeuw zijn verbazing uitsprak over de enorme hoeveelheden voedsel die de Amerikanen ‘op een of andere manier in hun keel weten te proppen’. De obesitas-epidemie heeft niet alleen met de slechte kwaliteit van het voedsel te maken, noch met de aanmoediging om de godganse dag te schransen, maar vooral met de onuitroeibare gretigheid waarmee Amerikanen zich alles wat voor hun ogen komt toe-eigenen. Op gelijkaardige wijze vinden vele Amerikanen het vandaag moeilijk om te accepteren dat natuurlijke grondstoffen niet onbeperkt voorradig zijn, dat ze m.a.w. uitgeput kunnen raken, en dat het daarom verkieslijk is om niet met een petroleum slurpende Cadillac te rijden.

Tegelijk weet Mak dat de VS niets meer illustreren dan het wereldwijde failliet van de politiek. Welke politicus verkondigt nog een geloof, tenzij de ideologie dat men te allen prijze moet winnen? Holle slogans als ‘we gaan ervoor’ trekken blijkbaar massa’s mensen aan die zich vooral niet willen afvragen ‘waar we nu precies voor gaan’. Meer dan ooit leven we in een schijnwereld: politici scheppen illusies die ze feiten noemen. Toch wordt de rekening ooit betaald, en uitgerekend dàt overkomt momenteel de VS.

De wereld waarin de VS gedurende zeventig jaar een uitzonderlijk dominante positie innamen, is niet meer. Het goede nieuws is dat we misschien evolueren naar een wereld waarin de machtsverhoudingen meer in evenwicht zullen zijn. Ook dit laatste inzicht ontleent Mak aan een boek: hij heeft wekenlang door de VS getoerd, maar hij heeft duidelijk meer geleerd uit lectuur dan uit zijn reiservaring.

Schrijver:

Geert Mak is op 4 December 1946 geboren in Vlaardingen. Hij heeft gestudeerd aan de universiteit van Amsterdam (staatsrecht en rechtssociologie en daarna werd hij docent aan de universiteit van Utrecht in staats- en vreemdelingenrecht. Daarna was hij redacteur bij de Groene Amsterdammer en vanaf de jaren negentig werd hij fulltime schrijver.

Schrijfstijl:

Het is meer een reisverslag dan een verhaal. Hij praat tussendoor ook over de reis van Steinbeck samen met zijn hond Charlie (titelverklaring voor het originele boek Travels with Charley: In search of America). Naast veel van de gedachten van Geert Mak en de reizen van John Steinbeck komt hij ook veel Amerikanen tegen met wie hij praat. Dit neemt hij mee in het boek om net zoals John een beter beeld van Amerika te kunnen krijgen.

Recensies:

-NCRV gids

Nou, ik heb het uit, Reizen zonder John. Meer dan 500 pagina’s. Kostte het moeite? Helemaal niet. Het fijne van reisboeken is dat je zo lekker mee kan liften. Lekker in je luie stoel laat je anderen stof happen, de weg kwijt raken, vieze ontbijtjes wegwerken en alles wat er maar komt kijken bij zo’n enorme onderneming als een reis door de VS. En als die afgelopen is en het boek uit, dan overvalt je hetzelfde gevoel als bij een echte: Jammer dat het is afgelopen en blij dat het voorbij is.
Zo’n reis is bij voorbaat te lang en te veel. Amerika is zo’n gigantisch continent in alle opzichten, dat ik al bewondering heb voor de poging om daar één geheel van te maken. Gelukkig had Geert Mak een leidraad, anders was hij er waarschijnlijk nooit aan begonnen. Travels with Charley, het beroemde boek van John Steinbeck over de reis die hij met zijn poedel maakte, uit 1960. (las ik nooit, moet ik bekennen, misschien alsnog.)
Niet dat Steinbeck erg sympathiek wordt afgeschilderd door Mak. Om te beginnen wordt duidelijk dat onze John uit de titel nogal wat verzonnen heeft. Hij moet in die oude bus enorm gejakkerd hebben en had amper tijd voor gesprekken. En af en toe liet hij zijn vrouw Elaine een paar dagen overkomen om met haar in een sjiek hotel te verblijven. Maar de mythe van de stoere eenling moest intact blijven, dus daar staat niets over in zijn ‘Travels’ .
We kennen Geert Mak van zijn boeken over Amsterdam, over Jorwerd, over Europa. Maar vanaf zijn jeugd was hij gefascineerd door Amerika: ‘Wij kopen van ons zakgeld platte pakjes kauwgom, mooi ingepakt, met een los plaatje van een filmster - die sparen we - , en alles ruikt vreemd en rozig: Amerika!’ Voor hem was Amerika een droomland.
Hij begint in Steinbecks woonplaats Sag Harbor, en reist via Detroit, Chicago, helemaal naar de westkust, dan naar het zuiden en via de woestijn en Texas naar New Orleans. Hij doorkruist alle soorten landschappen en af en toe spreekt hij met mensen die hij ontmoet. Dat geeft hem de gelegenheid om vooral veel geschiedenis te vertellen. Mak heeft in sommige recensies het verwijt gekregen dat hij in dit boek de journalist heeft laten ondersneeuwen door de historicus. Dat hij te veel in de ‘aangenaam gekoelde’ jeep is blijven zitten.
Steinbecks boek ging vooral over Steinbeck zelf, over zijn worsteling met de eenzaamheid, met zijn krakkemikkige lijf, de naderende ouderdom. Hij wilde nog één keer iets stoers doen (‘I’m still a man. Damn it!’) en over het Amerika dat zo veranderd was dat hij het soms niet meer herkende .. Waar Mak persoonlijk mee worstelt, daar kom je niet achter. Mak is Steinbeck niet. Maar dat vind ik helemaal geen bezwaar! Hij is een geweldige geschiedenisleraar, die me zoveel duidelijk gemaakt heeft over Amerika, dat ik nu veel beter snap waarom ik zo’n hekel aan heb aan die energieslurpende, luidruchtige Amerikanen die zich altijd zo op de borst slaan. Daar ben ik hem eeuwig dankbaar voor.

-Volkskrant

Zoals voor velen van zijn generatie, opgegroeid in de jaren vijftig en zestig, heeft Amerika voor Mak lange tijd twee gezichten gehad. Het afstotelijke gezicht van een land dat zich schuldig maakte aan rassendiscriminatie en imperialistische bedilzucht. Maar ook het verleidelijke gezicht van een land dat meer levensplezier uitstraalde dan Europa, een land met flair en vernieuwingsdrang. Voor Mak kwam er nog iets bij. Amerika was ook het vaderland van een schrijver die hem aansprak vanwege zijn documentaire inslag en die hem mede inspireerde tot zijn zwerftochten door Europa: John Steinbeck, auteur van vermaarde werken als The Winter of Our Discontent, The Grapes of Wrath en Cannery Row.

Om zijn eigen land beter te begrijpen - en om zichzelf te bewijzen dat hij op 58-jarige leeftijd nog mans genoeg was voor zo'n onderneming - maakte Steinbeck in 1960 een reis van ongeveer drie maanden dwars door Amerika: vanuit zijn woonplaats Sag Harbor op Long Island langs het noorden naar het westen en via een zuidelijke route weer oostwaarts.

Bewondering
Twee jaar geleden deed zich voor Geert Mak de kans voor om zijn fascinatie met Amerika en de bewondering voor Steinbeck aan elkaar te knopen. Mak besloot in Steinbecks voetspoor te treden en ongeveer dezelfde reis te maken, zodat hij zijn indrukken van het huidige Amerika kon vergelijken met de reiservaringen die Steinbeck een halve eeuw eerder had opgedaan. Grootste verschil tussen beide projecten: Steinbeck reisde met zijn hond Charley - vandaar de titel: Travels with Charley - terwijl Mak vergezeld werd door zijn vrouw.

Steinbecks tocht vijftig jaar later nog eens overdoen - het is een lumineus idee, dat in Maks eigen woorden 'als een gebraden duif' zijn mond is komen binnenvliegen. Maar niet alleen zíjn mond. Al snel komt hij erachter dat een paar Amerikaanse journalisten dezelfde ingeving hebben gekregen en eveneens het spoor van Steinbeck volgen, eentje zelfs voor een website die zich richt op hondenbezitters.

Mak doet nog een ontnuchterende ontdekking: Steinbecks reisverslag klopt op verscheidene punten niet. Hij beschrijft ontmoetingen en situaties die zich in werkelijkheid niet hebben voorgedaan. Hij doet het voorkomen alsof hij moet opboksen tegen het ongerief en de eenzaamheid, terwijl hij in werkelijkheid meermalen met zijn vrouw in comfortabele hotels verbleef.

Het maakt niet zo veel uit. Steinbecks observaties blijven zeer nuttig materiaal, waaraan Mak zijn eigen indrukken kan toetsen en waarmee hij aan zijn relaas historische diepte kan verlenen. En historische diepte is als het ware Maks handelsmerk.

Reizen zonder John is niet alleen een tocht door de VS, het boek is ook en vooral een reis door de Amerikaanse geschiedenis. Een rijk geschakeerde reis, soms wel eens iets te rijk - bij tijd en wijle wordt de reiziger Mak geheel overvleugeld door de geschiedenisleraar Mak, waardoor hij te veel uitweidt en zijn relaas aan spanning inboet. Dan zou je hem als lezer willen toeroepen: en nu weer op pad!

Kaalgeslagen steden
Waar Steinbeck zich een halve eeuw geleden vooral zorgen maakte over de vervlakking van Amerika, treft Mak een grootmacht in verval aan. Hij rijdt over slecht onderhouden wegen, ziet kaalgeslagen binnensteden en ontvolkte plattelandsgemeenten, praat met Amerikanen die nog slechts met grote moeite de eindjes aan elkaar kunnen knopen en die vrezen voor de toekomst. In zijn ogen is Main Street USA nog slechts een lauw aftreksel van het warme bad dat het ooit was (of pretendeerde te zijn).

Dat is zeker waar, maar het is ook wel een beetje een nostalgische waarheid. Het hart van Amerika klopt al lang niet meer in Main Street, al klampen ook veel Amerikanen zich vast aan die illusie. De trek naar de suburbs is in de jaren vijftig en zestig ingezet en heeft het karakter van tal van steden veranderd. Er is ook al geruime tijd sprake van een economische en demografische verschuiving richting het zuiden en zuidwesten van het land, een trend die delen van het noordoosten en middenwesten hebben veroordeeld tot de status van Rust Belt, met zijn wegkwijnende zware industrie.

Schrijfster Dorothy Parker omschreef Los Angeles ooit als '72 voorsteden op zoek naar een centrum'. Om de zoveel tijd wisselen buurten elkaar af als hotspot. Tot op zekere hoogte geldt dit ook voor Amerika als geheel. Steden en regio's floreren en vallen terug, om later misschien weer tot hernieuwde bloei te komen. Zo is er zelfs hoop voor het zwaar aangeslagen Detroit.

Om te zien of en hoe Amerikanen nieuwe wegen inslaan, is de reisroute van Steinbeck - die ervan overtuigd was dat het 'ware Amerika' op het platteland was te vinden - misschien niet de ideale richtingwijzer. En misschien moet je ook met een iets andere blik kijken dan Mak, die sterk wordt geboeid door vergane glorie.

Het neemt niet weg dat Reizen zonder John een monumentaal boek is met prachtige passages en een schat aan informatie. In de epiloog doet Mak de bekentenis dat Steinbeck 'niet altijd prettig reisgezelschap' was: nogal eens nukkig en onbetrouwbaar. Maar op zijn goede momenten was hij een fantastische waarnemer.

In dit boek heeft Mak minstens zoveel goede momenten als zijn illustere voorganger. En qua betrouwbaarheid wint hij het met gemak.

Eigen recensies:

Een prachtig boek dat je een voorstelling geeft van wat er te verwachten valt in Amerika met veel leuke flashbacks naar de verhalen van Steinbeck en de tijd waarin hij rondreed in zijn truck met zijn Franse poedel Charley. Erg mooi om te zien hoe iemand twee reizen en twee tijden in één boek kan samenbrengen. Heb erg genoten van de feiten die Geert Mak erbij heeft gehaald en hoe hij mijn grootte interesse voor geschiedenis nog groter heeft weten te maken. Een aanrader voor iedereen die een grote fantasie heeft omdat je dan zo mee kan reizen door Amerika.

zondag 8 maart 2015

Zoek

Samenvatting:


Hilmer Eriksson is zestien jaar als hij wordt vermist. Op de Zaterdagavond kwam hij niet aan bij zijn vriendin Ellen. De ouders van Ellen en de ouders van Hilmer zijn doodongerust. Niemand weet wat er gebeurd zou kunnen zijn. Hilmer lijkt van de aardbodem verdwenen te zijn. Zijn lichaam is onvindbaar.
Hilmer heeft eerst iet door dat hij wordt vermist, want hij gat gewoon naar school. Als niemand hem hoort en ziet, begint er iets bij hem te dagen. Zijn gevoel wordt bevestigd wanneer politierechercheur Harold Fors de klas binnen komt stappen en aan de klas mededeelt dat Hilmer sinds Zaterdag avond wordt vermist. Die dag worden er veel ondervragen gedaan bij klasgenoten, vrienden en bij personeel van de school van Hilmer. Alles wordt uitgepluist, tot het laatste detail. Alle mogelijkheden worden gebruikt, maar de burgemeester van het rustige dorp helpt niet echt mee, nogwel dat hij wel degelijk iets heeft gezien wat heel belangrijks is. Het zijn de mogelijke daders. Na verder onderzoek bij de leiding van de school, wordt er duidelijk dat hier een groep van 3 jongeren de school bedondert. Het zijn drie vrij asociale jongeren die allerlei oorlogstekens op de eigendommen van de school kladdert. Onder andere hakenkruizen en speciale afkortingen. Hilmer heeft meet een van de 'leden' van dt groepje vlak voor de verdwijning een flinke ruzie gehad. Nou blijkt dat de burgemeester deze jongeren ook heeft herkend, toen hij op Zaterdagavond in zijn zomerhuis aan de rand van het dorp de muren aan het behangen was, en veel lawaai hoorde van buiten, een meter of honderd van het huisje vandaan. Het is hetzelfde groepje dat criminele handelingen op school doet. Als er op de Dinsdag na het verdwijningsweekend het lichaam word gevonden van Hilmer vallen alle puzzelstukjes in elkaar. Hij werd namelijk gevonden op de plek niet heel ver vandaan waar de drie criminele jongeren hebben gezeten. Zij worden verdacht van de verdwijning. Hilmer werd dus gevonden, hij was zwaar toegetakeld, hij leefde nog wel, maar hij was buiten bewustzijn en erg onderkoeld. Hij wordt naar het ziekenhuis gebracht en meteen geopereerd. De schade aan zijn lichaam is niet te beschrijven: vrijwel alles is beschadigd, en het is nog maar de vraag of hij nog redelijk kan herstellen. Dit is jammer genoeg niet gelukt, hij overleed de dag nadat hij gevonden en dus ook geopereerd was. Zijn ouders zijn kapot van verdriet, en ook de ouders van zijn vriendin Ellen en zijzelf zijn kapot van verdriet. Het is allemaal nog niet voorbij: De daders worden verhoort, maar ze kunnen nog niet worden veroordeeld, want er zijn geen echt bewijzen, die duidelijk maken dat deze drie mensen de daders zullen zijn. Harald Fors is hier sterk van overtuigd, maar zijn mede politie medewerkers geloven ook dat zij de daders zijn, maar ze zeggen dat er te weinig bewijzen zijn. Later worden ze toch nog veroordeeld door de jeugdrechter, want er kwamen bewijzen.

Dit alles heeft Hilmer mee kunnen maken, dit omdat zijn geest zeg maar los uit zijn lichaam was geraakt, en hij alles dus vanaf het begin heeft kunnen meemaken.

Schrijver:

Hij is geboren op 10 mei 1945 in Malmö, Sweden. Hij groeide op in Gotland waar hij aan de universiteit pedagogiek, literatuurgeschiedenis en sociale antropologie. Het publiceerde zijn eerste boek in 1988 en heeft in totaal zeven boeken geschreven en in 1991 begon men met het vertalen van zijn boeken naar het Nederlands. Hij schrijft onder meer over inspecteur Fors. Een karakter dat terugkeert in meerdere boeken en ook voorkomt in zoek. Naast schrijven geeft hij les aan kinderen met problemen, publiceert hij wetenschappelijke artikelen en maakt hij jeugdseries voor de Zweedse televisie.

Schrijfstijl:

Het boek word geschreven in de derde persoon want Himler kijkt naar wat inspecteur Fors allemaal doet. Hij beschrijft veel van Fors uitdrukkingen, wat hij allemaal doet, waar hij heen gaat.

Recensies:

Leestafel.info
Krimi voor de jeugd staat er. Er zijn momenten dat je bijna zou vergeten dat het voor de jeugd geschreven is, het is een akelig realistisch onderwerp, maar er worden wel dingen uitgelegd waar dat voor volwassenen niet nodig zou zijn. Verzwegen wordt er niet veel, al denk ik dat het lugubere van het verhaal wel verder uitgesponnen zou worden in een volwassen versie.

Het verhaal:
Een 16-jarige jongen wordt vermist, en de politie-inspecteur die het onderzoek leidt ontdekt dat er in zijn klas een paar jongeren zitten met racistische neigingen. Een van hen, Anneli, sympathiseert met de neonazi's, en ze heeft grote invloed op de twee jongens. Fors, de inspecteur, praat met klasgenoten, met de rector en diens secretaresse, met de vriendin van Hilmer, en met de verdachte jongeren. Hij hoort over meerdere gevallen van graffiti met hakenkruizen op school. De rector had daar geen politie bij geroepen...
Hij ontdekt dat Anneli Hilmer bedreigd had, omdat hij haar betrapt had toen ze een allochtone jongen trapte.
Als hij hoort dat de drie probleemjongeren een hangplek hebben precies langs het pad waar Hilmer het laatst gezien was, is zijn conclusie de juiste: hij laat het bos uitkammen, met een speurhond.

Wat het boek een extra dimensie meegeeft is dat Hilmer zelf een rol speelt: hij is een onzichtbare aanwezigheid. Hij probeert contact te maken met Fors, maar dat kan hij niet. Is hij een geest en dus dood? Langzaam worden er meer details verteld over zijn uiterlijk, maar duidelijkheid krijgen we pas als hij gevonden wordt.
Een gruwelijk verhaal, dat helaas zo maar zo gebeuren kan.

Leesfeest.nl
Wahl is kort van stof; hij beschrijft de gebeurtenissen in korte zinnen met veel dialogen en weinig emoties. De vraaggesprekken die Fors voert, doen denken aan een pingpongspel; korte vragen die teruggeketst worden door korte antwoorden, maar wel de kern van het gesprek raken. Het lijkt alsof je zelf in die verhoorkamer tegenover een achterdochtige inspecteur zit, die het je erg moeilijk maakt.
‘Zoek’ is geen gewone detective, waarbij de dader op de laatste bladzijden wordt ontmaskerd. Het is eerder een verontrustend verhaal over de gevaren van wat haat met mensen kan doen. Een beetje zielig, maar vooral beklemmend en spannend.

Mijn recensie:

Ik vond het een intressant boek dat me echt vasthield. Het verhaal is zeer goed bedacht en bevat geen slappe hints zoals meeste detective series, maar zorgt echt voor een goeie opbouw en opbouwende spanning. Je word ook erg aan het denken gezet over wat er met Himler kan zijn gebeurd en waarom het Himler is overkomen. Erg tevreden over alles dat dit boek heeft geboden.

Problemski Hotel

Samenvatting:

We kijken mee over de schouder van een fotograaf, Bipul Masli. Hij staat op het punt om dé foto te gaan maken die zijn carrière zal maken, van een stervend jongetje. Hij heeft één kleurenrolletje bij zich, terwijl hij normaal gesproken eigenlijk altijd zwart-wit foto’s maakt. Hij mist alleen één ingrediënt voor de perfecte foto: vliegen.

Ergens tussen Dwingeland en Engeland
Bipul zit samen met andere vluchtelingen verstopt in een container maar ze worden gevonden door de politie. Ze worden overgebracht naar een asielzoekerscentrum in België. Hier krijgen ze ieder 1500 punten toebedeeld om levensmiddelen van te kopen. Iedere week mogen ze eenmaal per week naar de vestiaire om bijvoorbeeld een muts te kopen voor 25 punten.

Niemand kapt zoals kapster Ramona kapt
Rajib, een mede-asielzoeker, brengt een bezoek aan de kapster. Eens in de zoveel tijd kun je bij de receptie een bonnetje krijgen dat recht geeft op een knipbeurt in kapsalon Ramona. Ramona is tevens de kapster. Ze is dik en ze stinkt. In de kapsalon zijn nog meer klanten aanwezig en Rajib voelt hoe ze hem bekijken en verstaat de taal goed genoeg om de beledigingen te begrijpen.

Ribbedebie is Cherribi
Cherribi, ook een mede-asielzoeker, heeft besloten om de oversteek naar Engeland te wagen. Op het nieuws horen ze in het asielzoekerscentrum dat er een container is onderschept onderweg naar Ierland met acht dode vluchtelingen aan boord. Gelukkig ontvangen ze een telefoontje van Cherribi; hij is in de verkeerde container gestapt en zit nu in Spanje.

Inburgeringsoefening No 174 BLZ18: ‘Roger Van de Velde vertelt een mop op café’
In het voetbalteam van Lode speelt sinds kort een neger mee. Lode probeert te achterhalen of het echt zo is dat negers een langere penis hebben en tijdens het douchen ziet hij dat dit inderdaad het geval is. Voor hij het wist vroeg hij: ‘Hoe komt het toch dat negers zo’n lange hebben?’
De neger legt hem uit dat hij een baksteen aan zijn penis moet binden om ‘m uit te rekken. Lode doet dit en na een week vraagt de neger naar de vorderingen.
‘Hij is nog geen centimeter gegroeid, maar hij ziet wel al zwart.’
De kamergenoot van Bipul is Igor, een Oekraïner en profbokser. Igor zegt niet veel, en wat hij zegt is in gebrekkig Frans. Niemand weet precies waarom hij asiel heeft aangevraagd. Bipul durft pas te gaan slapen wanneer Igor slaapt.
Geen enkel geluk ontslaat de mens van zijn verdriet
Lídia wordt geïntroduceerd. Ook zij verblijft in het asielzoekerscentrum. Ze is nog minderjarig en alleen vertrokken uit haar moederland. Bipul is gefascineerd door haar, en hoewel hij haar vader had kunnen zijn belanden ze samen in bed.
Schaken voor gevorderden
Bipul speelt een potje schaak met Shaukat, een mede-asielzoeker. Shaukat is niet erg populair onder de andere asielzoekers omdat hij zijn vrouw sloeg en ze niet geloven dat hij echt een politieke vluchteling is. Bipul wint het potje schaak maar krijgt van Shaukat niet de beloofde sigaretten.
Igor krijgt post, de uitslag van zijn asielaanvraag. In de brief staat dat zijn asielaanvraag is geweigerd; binnen vijf dagen moet hij het land verlaten. Omdat ze niet perfect Nederlands kunnen lezen en er geen tolk beschikbaar is moeten ze de brief met een woordenboek woord voor woord vertalen.
Almanak der malcontenten
Bipul kan niet slapen door het lawaai. De moslims in het asielzoekerscentrum houden ramadan en leven daarom nu ’s nachts. Met de muziek aan.
Slapelozen voeren gesprekken die slapers niet kennen
Bipul speelt met een van de mede-asielzoekers, Maqsood, een spelletje. Ze spreken niet dezelfde taal dus Bipul snapt niks van het spelletje. Hij verliest dan ook en moet zeven sigaretten aan Maqsood geven.

Onze triestige kinderen zijn de toekomst
Een jongetje, Stipe, is voor het eerst naar school geweest. Hij kon de lessen moeilijk volgen omdat hij de taal niet verstaat. Toch kwam hij blij terug; ze hadden samen zijn verjaardag gevierd. Volgens Vlaamse traditie, zo hadden ze hem wijsgemaakt, die bestond uit het schrijven van wensen op de buik van de jarige. Bipul leest de wensen: ‘smerige makkak, keer terug naar je land.’
Maqsood heeft de oplossing gevonden voor het krijgen van een verblijfsvergunning: hij moet trouwen met een Belgische vrouw. Hij vraagt Bipul mee om in de discotheek, waar ze één keer per maand naartoe mogen, op zoek te gaan naar een vrouw. Dit loopt niet helemaal zoals ze willen. Ze komen bijna de discotheek niet binnen, moeten betalen om te plassen, en vinden geen vrouw.
Iedereen heeft de pik op Ifeanyi Akwuegbu. De bewoners van het asielzoekerscentrum mogen gebruik maken van leenfietsen. Maar doordat Ifeanyi geen fatsoenlijke bocht kan fietsen en een gevaar is op de weg, moeten ze allemaal een verkeersexamen afleggen.
Bipul luistert mee met een gesprek dat Lídia voert met haar moeder, die nog woont op de grens tussen Illyrië en Pelasgië. Lídia liegt tegen haar moeder dat alles goed gaat, dat ze in Londen zit en werk heeft gevonden. Haar moeder is dement en vertelt een stuk of vier keer dat haar neef ook gaat vluchten en dat ze zal zeggen dat het goed gaat met Lídia.
Weinig gaat er boven een ongelukkig huwelijk
Maqsood heeft een nieuw plan bedacht: hij gaat naar een vrijgezellenavond in Danszaal Casanova. Maar ook dit is geen succes. Hij besluit daarom een contactadvertentie te plaatsen.
Lídia vertelt Bipul dat ze de oversteek naar Engeland wil gaan wagen en vraagt Bipul met haar meegaat. Bipul kan niet begrijpen dat ze hem, een oude vent, meevraagt. Daarnaast heeft hij zo zijn bedenkingen bij deze onderneming en de risico’s die het met zich meebrengt.

Sedi, een mede-asielzoeker, heeft zelfmoord gepleegd. Sedi deelde zijn kamer met Pius, die nu het geluk heeft dat hij tijdelijk een kamer voor zichzelf heeft. De bezigheid die Pius zichzelf heeft aangemeten om de verveling tegen te gaan is het schrijven van een soort reisgids over het asielzoekerscentrum: “the Lovely Planet’s Guide Problemski Hotel.” Hierin vernoemt hij onder andere op welke plaatsen in het centrum je het meeste aantal uren zon hebt.
Martina, een mede-asielzoeker, is verkracht en wil haar baby niet. Ze is al zeven maanden onderweg dus abortus is geen optie. Ze besluiten Martina in het geheim te laten bevallen en Igor het kind te laten vermoorden. Igor kan dit echter niet en laat Martina het zelf doen. Bij de receptie melden ze dat het kind doodgeboren is.
De mop uit Inburgeringsoefening No 174BLZ18: ‘Roger Van de Velde vertelt een mop op café’ wordt nogmaals verteld, maar dan in spreektaal.
Het is kerst. Ze hebben die ochtend Sedi en het kind van Martina begraven. Lídia is vertrokken zonder Bipul en vaart nu op zee. Bipul maakt zich zorgen over haar.
Een persfotograaf komt langs bij het asielzoekerscentrum om foto’s van de bewoners te maken. Bipul irriteert zich aan de fotograaf en wil eigenlijk liever niet op de foto. De fotograaf doet er enorm lang over om een foto te maken en Bipul vraagt zich af of hij wacht tot er een vlieg op zijn hoofd landt.

In het nawoord bedankt Dimitri Verhulst het Arendonkse asielcentrum Totem, waar hij enkele dagen heeft verbleven om dit boek te kunnen schrijven.

De Schrijver:

Dimitri Verhulst is geboren op 2 oktober 1972 en hij heeft zijn eerste boek uitgebracht in 1992. Het boek heette Assevrijdag. In totaal heeft hij volgens google+ zeventien boeken gepubliceerd. Hij komt uit Vlaanderen en is geboren in Aalst een stadje ten noorden van Brussel.

Schrijfstijl:

Dimitri Verhulst schrijft erg to the point. Weinig omschrijvingen van de omgeving of van de personages. Maar toch geeft hij je precies genoeg informatie om een levendig beeld te schetsen in je gedachten. Het is een Vlaamse schrijver, wat je merkt aan zijn taalgebruik. Maar persoonlijk stoort dit me niet en ik begreep alles ook goed.

Recensies:

Vluchten kan nog best
Romans van Karel Glastra van Loon en Dimitri Verhulst over vluchtelingen
Vrijdag 7 november 2003 door Arjen Fortuin
Valt de wereld te verbeteren met literatuur? Een roman over Birmese vluchtelingen in Thailand, en een over asielzoekers in België, zoeken naar het beste middel om de wereld op te schudden: feit of fictie.
(volledige recensie)
http://nrcboeken.vorige.nrc.nl/recensie/vluchten-kan-nog-best

'U mag gerust Bopul Muesli zeggen'
Jonathan Huseman − 13/09/03, 00:00
RECENSIE Wachten, wachten, wachten. Op een beslissing die na jaren in je nadeel uitvalt. Dat is het levenslot van de meeste asielzoekers. De Vlaming Dimitri Verhulst schreef een indringende, cynische novelle over het leven in een asielzoekerscentrum: 'Problemski hotel'. Het barst van de venijnige, pijnlijke zinnen. Zo verwoordt Verhulst met acht woorden haarscherp het onderscheid tussen 'economische' en 'politieke' vluchtelingen: ,,Van armoe mag je sterven, van kogels niet.'
(volledige recensie)
http://www.trouw.nl/tr/nl/4512/Cultuur/article/detail/1766265/2003/09/13/U-mag-gerust-Bopul-Muesli-zeggen.dhtml

Het boek heeft een fantastisch verhaal. In de samenleving waarin wij vandaag leven is het huisvesten en onderhouden van asielzoekers een behoorlijk gedoe en kun je er zeker van zijn dat niet iedereen het er mee eens is. Dit boek bevat net genoeg detail om alles te kunnen inbeelden en het is daarom dus niet een te groot boek. Het is een verhaal voor zowel kinderen als volwassenen en kan op een bepaalde manier toch meewerken om de belangstelling voor het onderwerp te vergroten en kan emoties oproepen vanwege de verhalen van deze mensen.

zaterdag 7 maart 2015

Een vlucht regenwulpen



Samenvatting:

Maarten weet al vanaf de kleuterklas wat hij wil worden: bioloog. Zijn vader is tuinder en staat erop dat als Maarten klaar is met school hij de onderneming van zijn vader overneemt. Maarten weigert dit en staat erop dat hij na zijn school een studie mag gaan doen. De vader van Maarten is helemaal niet blij met Maarten zijn keuze voor een studie. Het gezin van Maarten is streng gelovig waardoor ze een wetenschappelijke studie als biologie eigenlijk helemaal niet zien zitten.

Maarten groeit op in een dorpje waar verder weinig andere mensen zijn. Van zijn verleden voor zijn basisschoolperiode weet hij bijna niks meer. Het enige wat hij weet is dat hij zijn amandelen moest laten knippen op het dorpsplein. Hij was nog nooit op het plein geweest en wist niet eens wat een plein was en zijn eerste ervaring met het plein was dan ook een slechte ervaring.

Al vanaf de kleuterklas leidt Maarten een eenzaam leven. Het liefste is hij alleen bezig met zijn eigen zaken en heeft hij het liefste dat anderen niet met hem bemoeien. Zijn hele basisschoolperiode brengt hij dan ook praktisch eenzaam door.

Als hij naar de middelbare school gaat verandert er nog niet erg veel in zijn leven aangezien hij nog net zo eenzaam is als eerst. Toch verandert er één klein ding: Maarten wordt verliefd op zijn klasgenoot Martha. In zijn ogen is Martha een onbereikbaar meisje met wie hij toch nauwelijks contact kan leggen, dus hij houdt haar zoveel mogelijk op afstand. Ondanks de afstand fantaseert Maarten wel regelmatig over haar en ziet hij al een leven met haar voor zich.

Na zijn middelbare school gaat hij biologie studeren met de richting celbiologie. Zijn vader is dan nog in leven, maar vlak na zijn toelatingsexamen overlijdt zijn vader. De vader van Maarten is nog steeds niet blij met de studiekeuze en geeft Maarten het gevoel dat hij zijn studie toch niet gaat halen. Aangezien Maarten helemaal klaar is met de kerk en het grote onzin vindt, besluit hij om toch zijn studie biologie te gaan doen. Vervolgens gaat Maarten bij zijn moeder wonen die vervolgens ook weer overlijdt aan keelkanker. Vanaf dan is Maarten wees en staat hij er alleen voor. De enige personen die hij nog in zijn leven had zijn gestorven waardoor Maarten zich alleen maar eenzamer gaat voelen.

Maarten blijft nog een lange tijd met de dood van zijn ouders zitten en krijgt zelfs een dwanggedachte over de dood. Een gedachte vertelt hem dat hij nog maar twee weken te leven heeft. Maarten probeert er in die laatste weken nog alles in te halen wat er in zit en probeert zoveel mogelijk leuke dingen te doen.

Om afleiding te zoeken besluit hij om naar zijn laboratorium te gaan. Hier wil hij uitzoeken of hij een kloon van mensen kan maken. Voor Maarten is het een teken van strijd: Maarten is helemaal klaar met het geloof en de kerk en wil iets doen wat tegen de gewoontes van de kerk is. Hij staat er dus op om van één klein celletje een heel mens te kunnen kloneren.

In die twee weken wordt Maarten ook uitgenodigd op een congres in Bern. Hij besluit naar Zwitserland te vertrekken en bij zijn collega’s Ernst en Adriana in te trekken. Hij heeft het erg naar zijn in in Bern, totdat Ernst en Adriana besluiten om een wandeltocht door de bergen te maken. Tijdens deze wandeltocht valt Maarten en zit hij naar zijn idee op de rand van de dood. Met veel bloedingen weet hij er uiteindelijk goed vanaf te komen.

Tijdens een schoolreünie voordat hij naar Zwitserland vertrok heeft Maarten nog de zus van Martha ontmoet. Hij vond de zus van Martha onwijs veel op Martha lijken en dacht eerst dat het Martha zelf was. Omdat Martha nog steeds zijn grote liefde is, hoopte hij via contact met de zus van Martha uiteindelijk met Martha contact te krijgen. Maarten had dan nog ook een afspraak met de zus van Martha staan. Via een ansichtkaart laat hij de zus van Martha weten dat hij de afspraak af wil zeggen.
Die nacht heeft Maarten koorts en droomt hij in zijn koortsbui over Martha. Hij ziet Martha voor zich en wordt er helemaal blij van. Tijdens die droom besluit Maarten dat hij niet meer moet proberen om zijn isolement te doorbreken en gewoon te doen wat hij wil doen: zijn isolement voortzetten en alleen voortleven. Dit houdt in dat hij verder alleen zal leven met weinig contact met anderen.

Titelverklaring:

Maarten zijn moeder is ziek en heeft niet lang meer te leven. Net voordat zijn moeder zal overleden, ziet hij een vlucht regenwulpen voorbij vliegen. Regenwulpen zijn vogels die erg zeldzaam zijn. Omdat Maarten zo gek op de natuur is, is hij ook erg gefascineerd door de vogels die hij op dat moment ziet.

Schrijver:

Maarten het Hart werd geboren op 25 november 1944. Hij is gedragspsycholoog en schrijver en studeerde aan de rijksuniversiteit Leiden. Hij heeft enorm veel boeken geschreven waaronder Een vlucht regenwulpen. In 1991 kwam hij bij het boekenbal uit als travestiet en sinds 2004 is hij verkiesbaar bij de partij van de dieren voor de Europese verkiezingen.

Schrijfstijl:

De schrijfstijl van Maarten 't Hart is niet in één zin te omschrijven. Hij weet emoties en ruimtes met heel veel details op een hele mooie manier te omschrijven. Voor deze details zijn wel hele lange zinnen nodig, waar je tegen moet kunnen tijdens het lezen. Het is belangrijk om je aandacht bij het verhaal te houden omdat je anders verdwaalt in de lange zinnen die hij weet te schrijven. Ondanks de enorm lange zinnen, weet Maarten 't Hart zijn teksten wel zo te schrijven dat je gefascineerd door blijft lezen met het verhaal.
Er zijn dus heel veel details in dit verhaal gebruikt die zorgen voor leesvertraging. Over één moment kan een lang stuk tekst geschreven zijn waardoor je op een moment even vast blijft zitten in het verhaal en het moment langer duurt dan het werkelijk zou duren. Dit geeft wel echt vorm aan het verhaal, waardoor de hoeveelheid details niet storend zijn om te lezen.

Toch is de spanning in dit verhaal ver te zoeken. Er is nauwelijks gebruik gemaakt van een spanningsboog, waardoor het verhaal niet als spannend te benoemen is. Je moet ook van de motieven (voornamelijk de natuur en biologie) houden om door dit boek heen te kunnen komen.

Recensies:

-Recensieweb.nl
Maarten ´t Harts roman Een vlucht regenwulpen is in zijn achtenvijftigste druk, is verfilmd en ligt te koop bij elke supermarkt. Het mocht met recht een lacune in mijn algemene ontwikkeling heten dat ik de moderne klassieker nog niet had gelezen, en dat was vooral opmerkelijk omdat ik ander werk van ´t Hart altijd met veel plezier heb gelezen. Zo heeftDe jakobsladder, het prachtige verhaal over een kerkscheuring en de ondergang van een gezin met een zeer orthodoxe vader, mij letterlijk tot tranen geroerd. Optimistisch over al het moois wat me te wachten zou staan, begon ik aan Een vlucht regenwulpen. Het bleek niet helemaal wat ik ervan had gehoopt.
Het verhaal is bekend. Van jongs af aan heeft de hoofdfiguur, de gereformeerd opgevoede Maarten, moeite met het maken van vrienden, terwijl het vinden van een vriendin helemaal moeizaam is, hoewel hij verliefd is op een meisje Martha. Hij ontwikkelt zich tot een briljant bioloog die erin slaagt primitieve levensvormen in het lab te doen ontstaan; dat levert de sociaal nog altijd niet al te handige geleerde internationale erkenning op, en een uitnodiging voor een congres over weefselkweek in de Zwitserse stad Bern. Helaas kan hij de dwanggedachte niet van zich afzetten dat hij nog maar twee weken te leven heeft, en het lijkt er inderdaad even op dat hij zal sterven, als hij tijdens een bergwandeling een flinke valpartij maakt, net nadat hij heeft vastgesteld dat een vrouwelijke collega die hij aantrekkelijk vindt meer geïnteresseerd is in een andere beroepsgenoot. In de daarop volgende nacht heeft Maarten een heftige koortsdroom, waarin hij zijn angsten van zich aflegt – of sterft, dat wordt niet duidelijk.
Hoewel het boek is gepubliceerd in 1978, is het geschreven in het voorjaar en de zomer van 1971. Daarmee is het in feite een jeugdwerk van ´t Hart, maar alle vertrouwde thema’s zijn er al in aanwezig: liefde, natuur, wetenschap, dood en muziek spelen een belangrijke rol, en de hoofdrolspeler lijkt tot in de kleinste details op de helden van latere romans. Zo beschikt Maarten, net als de hoofdrolspeler van De jacobsladder, over enorme kracht. Een vlucht regenwulpen bevat ook prachtige lange beschrijvingen van verliefdheid en weet fenomenaal Maartens onvermogen op te roepen om ongeforceerd contact te maken met iemand van het andere geslacht. En het is vooral vlot geschreven, met een paar geweldige zinnen als ‘De kinderteelt vind toch voornamelijk plaats in flatgebouwen waarin jonge echtparen meestal hoog boven de grond wonen’.
Maar de roman is niet ´t Harts beste werk. Vaak ligt het er allemaal wat te dik bovenop. Zo loopt Maartens angst voor de seksualiteit wel erg opvallend parallel aan zijn successen als celbioloog: iemand die langs geslachtelijke weg geen kinderen zal verwekken, weet in de reageerbuis wél leven tot stand te brengen. Maartens seksuele frustratie wordt geïllustreerd door nog andere weinig verrassende verwijzingen naar steriele vormen van erotiek: er is een verwijzing naar het Oidipouscomplex als de heel jonge Maarten met zijn moeder vader-en-moedertje wil spelen; en alweer wat ouder belandt hij in de rol van voyeur.
Dit laatste wordt ingeleid met een citaat van Simon Vestdijk, bij wie voyeurisme een vaak terugkomend motief is. Dat is niet de enige keer dat de schaduw van de duivelskunstenaar valt over Een vlucht regenwulpen: een boek van Vestdijk uit de schoolbibliotheek speelt bijvoorbeeld ook een rol. Opvallend zijn de parallellen met Terug tot Ina Damman, Vestdijks beroemde verhaal over een jeugdliefde van de sensitieve Anton Wachter. Die wordt door zijn medescholieren gepest met het woord ‘vent’, waarmee hij door zijn vader wordt aangesproken; op soortgelijke wijze wordt de jonge Maarten uitgescholden met ‘generaal’ als een onderwijzer – een soort vaderfiguur – hem zo pleegt te noemen. Elders zegt Maarten: ‘Ik wist nu ook wat ik voor Martha had gevoeld; ook dat was een soort heimwee geweest, een heimwee zonder de mogelijkheid van thuiskomst.’ De gedachte, de toon en het ritme doen enigszins denken aan de beroemde slotzin van Vestdijks Terug tot Ina Damman, dat hij ´trouw zou blijven aan iets dat hij verloren had, – aan iets dat hij nooit had bezeten’. Het is vanzelfsprekend nooit verkeerd de grootmeester na te volgen, maar dit is iets te veel.
Sommige scènes zijn ook wat te expliciet. Een voorbeeld is het bezoek aan de dokter die bij de kleine Maarten de amandelen verwijdert. Zijn moeder heeft hem vooraf niet gezegd wat er gebeuren gaat, en het is de lezer wel duidelijk dat het kind zich in de steek gelaten voelt. De daarop volgende passage, waarin Maarten opsomt hoe voorbeeldig hij zich heeft gedragen en dat het oneerlijk was dat zijn moeder toeliet dat hij met een gloeiende tang werd bestraft, is volkomen overbodig.
Dit alles wil niet zeggen dat het een slecht boek is, maar wel dat ´t Hart, toen hij in 1971 Een vlucht regenwulpen schreef, nog niet de schrijver was die hij zou worden. De latere ´t Hart komt los van Vestdijk en durft meer impliciet te laten, erop vertrouwend dat hij zaken voldoende kan suggereren. Als Een vlucht regenwulpen onmiddellijk zou zijn uitgegeven en niet pas zeven jaar later, zou het zijn aangeduid als een ‘veelbelovend debuut’. Er zou nog veel moois volgen.

-Tzum.info
De wil om te leven
Maarten is deskundige op het gebied van de weefselkweek. Een vakgebied met toekomst. Het zal niet lang meer duren of de menselijke soort zal zich klonend in stand kunnen houden. Het is ook een vakgebied dat uitstekend past bij de persoon Maarten: tot dan toe leeft hij solitair en een natuurlijk manier van voortplanting zit er niet. Zijn enige grote liefde, Martha is getrouwd met een ander, en zo blijft alleen het verlangen naar haar over. Een vriendin of vrouw krijgen lukt hem niet. Als hij, eenmaal gevierd wetenschapper geworden, in Zwitserland een substituut zoekt voor zijn enige liefde en een prostituee wil meenemen die op Martha lijkt krijgt hij de kous op z’n kop. Zelfs de hoeren wijzen hem af.
Een vlucht regenwulpen, dit jaar het campagneboek van Nederland Leest is een boek waarin de begrippen isolement en eenzaamheid, het woord wordt een paar keer nadrukkelijk genoemd, in allerlei lagen van het boek van belang zijn. Het isolement begint al letterlijk omdat Maarten, enig kind, met zijn moeder en zijn vader, die een tuinderij heeft, afgelegen wonen. Hij heeft geen kinderen om mee te spelen. Hij brengt zijn dagen door in gezelschap van vogels. Een start in het leven met fatale gevolgen op liefdesgebied.
Als Maarten naar Zwitserland rijdt voor een congres, voert hij een denkbeeldig gesprek met Jakob. Wat deze vriend aan Maarten vertelt, is dus in wezen een zelfanalyse op wetenschappelijke gronden.
Je hebt, al zit je dan niet in het vak zoals ik, ook gehoord over dierproeven met aapjes die ze, helemaal alleen, bij kunstmoeders groot laten worden. Die kunnen later geen contact maken met anderen, geen seksuele relatie aangaan. Hebben ze wel een echte moeder maar geen speelmakkertjes dan wordt het later ook grote ellende. Spelgedrag is net zo belangrijk voor jonge zoogdieren als goede voeding. Jij bent als jong zoogdier helemaal op je eentje groot geworden, geen broers of zusters, geen vriendjes, niks. Daardoor ben je net zo contactgestoord als die aapjes, je kunt geen relaties maken.
Maarten is zich al op jonge leeftijd bewust van zijn solitaire gedrag. Op school neemt hij de werkelijkheid het liefst waar achter glas. Liever kijkt hij naar spelende kinderen op het plein, dan mee te doen met het spel.
Maar omdat ik kijk kan ik er niet spelen. Als ik ‘s morgens over het plein loop, verdubbel ik mijzelf: ik ben immers altijd aanwezig achter de ramen vanwaar ik het plein overzie, ik kan niet op het plein lopen, dan ben ik mijzelf niet, dan loopt er een ander.
Die angst voor een plein blijkt al als hij voor het eerst de vertrouwde omgeving verlaat en met zijn moeder naar de dokter in het dorp gaat om zijn amandelen te laten knippen. Een groot leeg plein waar de schaduw van de kerktoren overheen valt beangstigd hem zo dat hij om die schaduw wil heen lopen. Ik heb daar wel eens een Freudiaanse verklaring over gehoord, maar je zou er ook een eerste weerzin tegen de kerk in kunnen zien. Het pijnlijke knippen van de amandelen is meteen het eerste verraad van de moeder. Zij was er toch om hem te beschermen? Waarom heeft ze dit toegelaten. Het is een voorbode van het verraad van God als de moeder van Maarten keelkanker krijgt en een lijdensweg aflegt voordat ze sterft. Het onrecht dat hij daarover voelt, bevestigt nog een keer zijn ongeloof: een rechtvaardige God had dat niet toegestaan.
Er zit een mooi klassiek uitgewerkt Oedipuscomplex verscholen in Een vlucht regenwulpen. De liefde die hij voelt voor zijn moeder, in een mooie scène waarin ze haar haar borstelt wordt dat nog eens onderstreept, vindt zijn tegenhanger in de relatie met zijn vader. De confrontatie komt naar aanleiding van een geloofskwestie, Maarten wil, om Martha te zien, naar een andere kerk gaan. Op de fiets nog wel. Vader wordt woedend, maar dan worden de rollen omgedraaid.
Hij wilde me slaan maar ik omklemde zijn handen en deed zijn armen omlaag. Zijn gezicht werd donkerrood, hij worstelde om zich te bevrijden uit mijn greep maar al zijn moeite was vergeefs.
Maarten ‘t Hart verweeft de verschillende lijnen over geloof liefde en isolement op een uitstekende manier en het is in retrospectief volstrekt onduidelijk waarom het manuscript van dit boek zeven jaar lang in de la heeft gelegen. De roman wordt ook niet, zoals zijn latere werk, ontsierd door nogal oubollige zinnen. Stilistisch is ‘t Hart in zijn beginjaren op zijn best.
Het boek eindigt met een louterende val van een berg. Als hij, slechts lichtgewond vele meters lager ligt, constateert Maarten opgelucht dat hij niet bang is geweest en dat hij tijdens de val de wil voelde om te overleven. De angst dat hij binnenkort zou overlijden, is niet bewaarheid en er komt een glimp terug van het geloof van zijn moeder. ‘Hier had ik ook bloedend kunnen liggen denk ik. Hij heeft wel toegelaten dat mijn voet wankelde, maar nu doet Hij me dan toch nederliggen in grazige weiden.’ Op de terugweg krijgt hij een openbaring. Nog eenmaal een lang citaat:
Als ik rustig voortloop over de vlakte – het zou een plein kunnen zijn, een groot plein dat niet beangstigend is, en de Oberberghorn zou een toren kunnen zijn, die nu eenmaal als een vinger Gods aan een plein hoort te staan, hoog en schrikwekkend […], is het of ik al mijn angsten en frustraties, al dat onheilspellende gejammer over mijzelf waarover ik niet met anderen praten kan omdat niemand het begrijpt, omdat ze altijd andere problemen hebben, echte problemen zoals huwelijksmoeilijkheden waaruit soms een echtscheiding voortkomt, maar geen pleinvrees, geen dwanggedachten, geen dromen van nooit werkelijkheid wordende liefde, achter mij heb gelaten en of ik daarvoor het besef heb teruggekregen dat ik tenminste iets begrijp van het leven, dat ik het voel tintelen in mijn vingertoppen, dat het een droom is, een verlangen, even immaterieel als het rood van de toppen, even vluchtig als de muziek van Schubert, ongrijpbaar maar echter dan de werkelijkheid.
Misschien is een van de succesfactoren van het boek wel dat de hoofdpersoon, ondanks de voortdurende vrees dat hij snel zou overlijden, ondanks de gedachte aan zelfmoord, als het erop aankomt, het leven toch omarmt.

Mijn recensie:

Een erg mooi boek dat gaat over een jongen met veel fantasie en intresse. Ik kon mezelf er erg goed in vinden.

donderdag 5 maart 2015

Titaantjes



Samenvatting:

Het verhaal gaat over de Titaantjes; Koekebakker, Bekker, Hoyer, Bavink en Ploeger. Ze zijn vaak samen en denken na over het leven, over de rol van God. Ze houden van natuur en vinden de dingen die de meeste mensen als normaal beschouwen, zoals het opgaan van de zon interessant. Waarom gaat de zon dan op, het is ook zo vreemd, de zon is altijd hetzelfde, maar iedere keer anders. Later komen ze tot de conclusie dat het eigenlijk maar saai is, iedere keer herhaalt God hetzelfde, de zon gaat op, de zon valt. De vrienden kunnen zich erg ergeren aan de hogere heren. Het vijftal was altijd van mening, dat de rijke heren, de hoge pieten altijd maar dachten dat ze geslaagd waren in het leven. Maar eigenlijk waren ze dat niet. Ze waren dan wel altijd de baas over de dagindeling van hun werknemers, maar eigenlijk was God de baas. Zoveel betekende die heren nou ook weer niet en als ze niet eens stilstonden bij mooie gedichten of de zon, was je leven dan wel zo geslaagd? Uiteindelijk na al het fantaseren in de natuur, gaat ieder zijn eigen weg. Koekebakker zoekt aan het einde van het verhaal zijn vrienden nog een keer op om te kijken wat er van ze geworden is. Wat er van ze geworden is, zie hoofdpersonen. De vrienden hebben in ieder geval wel afgeleerd om te verlangen naar God. Want uiteindelijk verlang je naar iets, wat er niet is. Je gaat over tot de orde van de dag en het wereldje draait weer verder, dag in, dag uit.

Schrijver:
Nescio is geboren 22 juni 1882 en gestorven op 25 juli 1951 in Amsterdam. Zijn echte naam was Jan Hendrik Frederik Grönloh.

Nescio schreef voornamelijk verhalen. Zijn talent werd niet meteen gewaardeerd. Zo werd het verhaal De uitvreter in 1910 door het tijdschrift Nederland teruggestuurd. In september 1910 stuurde Nescio een uitgebreide versie naar het literaire tijdschrift De Gids. Dit tijdschrift publiceerde het verhaal in januari 1911. Zijn eerste boek, waarin de drie verhalen Dichtertje, De uitvreter en Titaantjes zijn opgenomen, verscheen in 1918 bij de kunsthandelaar J.H. de Bois, uitgever van de "Haarlemsche kunstboekjes".

Recensies:

-Recesieweb.nl
Er is niets controversieels aan het lezen van Nescio in Amsterdam, niet als Lolita in Teheran. J.H.F. Grönloh was Amsterdammer (‘Goddank’) en zijn romans De Uitvreter, Titaantjes en Dichtertje (1911, 1915, 1918) hebben iets onschuldigs. Ze stralen een weldadige weemoed uit, een melancholie die je projecteert op de tijd dat deze boeken spelen. Het is een soort oneindige studententijd, met net genoeg te eten (de twee ons boterhammenworst die Koekebakker in De Uitvreter voor morgen bewaarde, was ‘een rijkdom die ik sedert mijn verjaardag niet gekend had, en dat was maanden geleden’), nachtelijk rondzwerven door stad en land en ellenlange discussies over God en het socialisme. De sobere, spreektaal benaderende stijl, met archaïsmen en verkleinwoorden als in de boekjes die je op de basisschool las sterkt je in die indruk. Als Japi, de uitvreter, Koekebakkers worst ontdekt: ‘“Kerel,” zei i, “weet je dat je worst in huis hebt?” Of ik ’t wist.’
Hoe zat het ook alweer? Je hoeft de beginzinnen maar te citeren voor herkenning. ‘Behalve den man, die de Sarphatistraat de mooiste plek van Europa vond, heb ik nooit een wonderlijker kerel gekend dan den uitvreter.’ De Uitvreter, dat is Japi, een vrolijke nietsnut die geïntroduceerd wordt in de kleine vriendenkring die ook in Titaantjes zal terugkomen. Hij leent je editie van Balzac, eet je worst op, ‘een ordinair volksvoedsel’, en drinkt op je kosten. Hij zwerft wat rond, geniet, doet twaalf ambachten, krijgt een vriendin, maar wordt er niet vrolijker op. Uiteindelijk pleegt hij zelfmoord, stapt hij van de Waalbrug.
‘Jongens waren we – maar aardige jongens. Al zeg ik ’t zelf. We zijn nu veel wijzer, stakkerig wijs zijn we, behalve Bavink, die mal geworden is.’ Titaantjes, hemelbestormers waren het, deze jongens, ze werden volwassen, en Koekebakker doet hun verhaal. Van de ‘heele zomernachten’ dat ze ‘tegen ’t hek van ’t Oosterpark stonden te leunen en honderd uit te boomen’. Van lange wandelingen, van discussies waarin niets heel gelaten werd. Zola, ja, Jaap Maris, ja. Ze lazen Dante, Prediker, ’t Hooglied. Ze droomden van een kunstenaarskolonie. En toen kwamen de baantjes, de gezinnen, het verblijf in het buitenland. En Bavink, de schilder, wordt dus mal, snijdt zijn gezicht op Rhenen, zijn magnum opus, in stukken, en belandt in een gesticht. ‘En Koekebakkertje is een wijs en bedaard man geworden. Hij schrijft maar, ontvangt z’n schamel loon en geeft geen ergernis.’
Bij Nescio is het kleine aanleiding tot genoegen, de maaltijd, de wandeling, het gesprek over boeken, en grootse ambities worden gerelativeerd in een sobere stijl. En er mag gelachen worden, ook om fatsoenlijke lui en om God. Dat, en de weemoedige afstand waarvan zijn werk doortrokken is, dat wordt nog eens zwaar ingezet bij Dichtertje. Wel is het het de meest tragische van het drietal.
‘Een groot dichter zijn en dan te vallen’ is niet de beginzin van Dichtertje, maar het vat de plot ervan goed samen. Het dichtertje wordt verliefd, hij trouwt, en dan komt er een dichteresje in zijn leven. Het zusje van zijn vrouw, Dora, wordt verliefd op de oudere, getrouwde dichter, de spanning stijgt traag, en dan komt de ontknoping, als zij bij hem aanklopt:
‘“Ee, wat doe je?” Hij zat heel stil op den rand van ’t bed tusschen zijn knieën door naar ’t kleed te staren. Hij stond op: “Dora.” In dat eene woord was alles en ze hoorde ‘t.
Toen vielen ze samen peilloos diep door ’t licht en ze voelden hun lijven als zingende zonnen.’
Het loopt uiteindelijk niet goed af met het dichtertje; ook hij draait door.
Het is geen glorieuze score: twee gekken en een zelfmoord. Welke weldaad? Hoezo weemoed? Nescio was controversieel, zijn verhalen schenen te ‘choqueren; ze gooien alle conventie over boord en lachen met wat voor velen heilig is’. Dat kun je je in deze tijden niet meer voorstellen. Maar het staat er wel, er is ellende.
Misschien maakt de tragedie de komedie draaglijker, ik weet het niet, misschien is dat wel de kwaliteit van Nescio, dat hij niet terugdeinst voor de lach en de traan, maar het met zijn sobere stijl meteen weer relativeert, een weemoedige, niet-oordelende afstand creëert. Dat is uniek in de Nederlandse literatuur, maar hij had het niet van een vreemde. ‘Is het dan niet goed voor den mens, dat hij ete en drinke, en dat hij zijn ziel het goede doe genieten in zijn arbeid? Ik heb ook gezien, dat zulks van de hand Gods is.’ En in het eerste hoofdstuk van het bijbelboek: ‘Wat voordeel heeft de mens van al zijn arbeid, dien hij arbeidt onder de zon? Het ene geslacht gaat, en het andere geslacht komt; maar de aarde staat in der eeuwigheid. Ook rijst de zon op, en de zon gaat onder, en zij hijgt naar haar plaats, waar zij oprees.’ Nescio las Prediker, wij lezen Nescio.

-NRC
AANRADER: De uitvreter (1911) / Titaantjes (1915) / Dichtertje (1918)
Steevast verzameld in één bundel (meestal met de verwante fragmentenverzameling Mene Tekel, 1935), behoren deze drie novellen tot het mooiste dat de Nederlandse literatuur te bieden heeft. Dat mag al blijken uit de openingszinnen. Zo begint De uitvreter, het verhaal van de non-conformist Japi en zijn kunstenaarsvrienden Bavink en Koekebakker, met de gedenkwaardige mededeling 'Behalve de man, die de Sarphatistraat de mooiste plek van Europa vond, heb ik nooit een wonderlijker kerel gekend dan de uitvreter'; terwijl Titaantjes, over vijf wereldverbeteraars die eindigen als burgermannen, inzet met de veelgeciteerde uitspraak 'Jongens waren we -- maar aardige jongens.' De tragisch-ironische kunstenaarsbiografie Dichtertje bewaart de mooiste zinnen dan weer voor het begin van hoofdstuk III: 'Een groot dichter te zijn en dan te vallen. Maar er kwam nooit wat van, want als je een dichtertje bent, dan lopen de mooiste meisjes altijd aan de overkant van de gracht.' Het oeuvre van Nescio is een schatkamer vol prozaparels en -juwelen, maar het is meer dan dat. De uitvreter is zowel een melancholieke afrekening met het ongebonden leven als een ode aan de natuur, van het Veerse Meer tot de Nijmeegse Waalbrug; Titaantjes en Dichtertje zijn te lezen als nostalgische analyses van jeugdig idealisme én als een zoektocht naar God en het doel van het leven. Overigens zijn ook de slotzinnen van Nescio niet mis. Wat te denken van: 'Zij die God werkelijk lief heeft boven allen, moeten de last daarvan dragen tot het einde' (Dichtertje)? Of, nog mooier, de wijze les aan het eind van Titaantjes? 'En zo gaat alles z'n gangetje, en wee hem die vraagt: ''Waarom?'''

Mijn recensie:

Een mooi boek dat gaat over mensen die goed met elkaar kunnen opschieten en met elkaar praten over de simpele dingen uit het leven. Ook gaat het over de idealen van ze en wat er allemaal van terecht komt. Het zijn eigenlijk best simpele mensen en zo heeft Nescio het ook bedoeld. Een mooi boek waarvan ik heb kunnen genieten ook al was het niet echt een boek dat ik uit mezelf zou gaan lezen.