
Samenvatting:
Maarten weet al vanaf de kleuterklas wat hij wil worden: bioloog. Zijn vader is tuinder en staat erop dat als Maarten klaar is met school hij de onderneming van zijn vader overneemt. Maarten weigert dit en staat erop dat hij na zijn school een studie mag gaan doen. De vader van Maarten is helemaal niet blij met Maarten zijn keuze voor een studie. Het gezin van Maarten is streng gelovig waardoor ze een wetenschappelijke studie als biologie eigenlijk helemaal niet zien zitten.
Maarten groeit op in een dorpje waar verder weinig andere mensen zijn. Van zijn verleden voor zijn basisschoolperiode weet hij bijna niks meer. Het enige wat hij weet is dat hij zijn amandelen moest laten knippen op het dorpsplein. Hij was nog nooit op het plein geweest en wist niet eens wat een plein was en zijn eerste ervaring met het plein was dan ook een slechte ervaring.
Al vanaf de kleuterklas leidt Maarten een eenzaam leven. Het liefste is hij alleen bezig met zijn eigen zaken en heeft hij het liefste dat anderen niet met hem bemoeien. Zijn hele basisschoolperiode brengt hij dan ook praktisch eenzaam door.
Als hij naar de middelbare school gaat verandert er nog niet erg veel in zijn leven aangezien hij nog net zo eenzaam is als eerst. Toch verandert er één klein ding: Maarten wordt verliefd op zijn klasgenoot Martha. In zijn ogen is Martha een onbereikbaar meisje met wie hij toch nauwelijks contact kan leggen, dus hij houdt haar zoveel mogelijk op afstand. Ondanks de afstand fantaseert Maarten wel regelmatig over haar en ziet hij al een leven met haar voor zich.
Na zijn middelbare school gaat hij biologie studeren met de richting celbiologie. Zijn vader is dan nog in leven, maar vlak na zijn toelatingsexamen overlijdt zijn vader. De vader van Maarten is nog steeds niet blij met de studiekeuze en geeft Maarten het gevoel dat hij zijn studie toch niet gaat halen. Aangezien Maarten helemaal klaar is met de kerk en het grote onzin vindt, besluit hij om toch zijn studie biologie te gaan doen. Vervolgens gaat Maarten bij zijn moeder wonen die vervolgens ook weer overlijdt aan keelkanker. Vanaf dan is Maarten wees en staat hij er alleen voor. De enige personen die hij nog in zijn leven had zijn gestorven waardoor Maarten zich alleen maar eenzamer gaat voelen.
Maarten blijft nog een lange tijd met de dood van zijn ouders zitten en krijgt zelfs een dwanggedachte over de dood. Een gedachte vertelt hem dat hij nog maar twee weken te leven heeft. Maarten probeert er in die laatste weken nog alles in te halen wat er in zit en probeert zoveel mogelijk leuke dingen te doen.
Om afleiding te zoeken besluit hij om naar zijn laboratorium te gaan. Hier wil hij uitzoeken of hij een kloon van mensen kan maken. Voor Maarten is het een teken van strijd: Maarten is helemaal klaar met het geloof en de kerk en wil iets doen wat tegen de gewoontes van de kerk is. Hij staat er dus op om van één klein celletje een heel mens te kunnen kloneren.
In die twee weken wordt Maarten ook uitgenodigd op een congres in Bern. Hij besluit naar Zwitserland te vertrekken en bij zijn collega’s Ernst en Adriana in te trekken. Hij heeft het erg naar zijn in in Bern, totdat Ernst en Adriana besluiten om een wandeltocht door de bergen te maken. Tijdens deze wandeltocht valt Maarten en zit hij naar zijn idee op de rand van de dood. Met veel bloedingen weet hij er uiteindelijk goed vanaf te komen.
Tijdens een schoolreünie voordat hij naar Zwitserland vertrok heeft Maarten nog de zus van Martha ontmoet. Hij vond de zus van Martha onwijs veel op Martha lijken en dacht eerst dat het Martha zelf was. Omdat Martha nog steeds zijn grote liefde is, hoopte hij via contact met de zus van Martha uiteindelijk met Martha contact te krijgen. Maarten had dan nog ook een afspraak met de zus van Martha staan. Via een ansichtkaart laat hij de zus van Martha weten dat hij de afspraak af wil zeggen.
Die nacht heeft Maarten koorts en droomt hij in zijn koortsbui over Martha. Hij ziet Martha voor zich en wordt er helemaal blij van. Tijdens die droom besluit Maarten dat hij niet meer moet proberen om zijn isolement te doorbreken en gewoon te doen wat hij wil doen: zijn isolement voortzetten en alleen voortleven. Dit houdt in dat hij verder alleen zal leven met weinig contact met anderen.
Titelverklaring:
Maarten zijn moeder is ziek en heeft niet lang meer te leven. Net voordat zijn moeder zal overleden, ziet hij een vlucht regenwulpen voorbij vliegen. Regenwulpen zijn vogels die erg zeldzaam zijn. Omdat Maarten zo gek op de natuur is, is hij ook erg gefascineerd door de vogels die hij op dat moment ziet.
Schrijver:
Maarten het Hart werd geboren op 25 november 1944. Hij is gedragspsycholoog en schrijver en studeerde aan de rijksuniversiteit Leiden. Hij heeft enorm veel boeken geschreven waaronder Een vlucht regenwulpen. In 1991 kwam hij bij het boekenbal uit als travestiet en sinds 2004 is hij verkiesbaar bij de partij van de dieren voor de Europese verkiezingen.
Schrijfstijl:
De schrijfstijl van Maarten 't Hart is niet in één zin te omschrijven. Hij weet emoties en ruimtes met heel veel details op een hele mooie manier te omschrijven. Voor deze details zijn wel hele lange zinnen nodig, waar je tegen moet kunnen tijdens het lezen. Het is belangrijk om je aandacht bij het verhaal te houden omdat je anders verdwaalt in de lange zinnen die hij weet te schrijven. Ondanks de enorm lange zinnen, weet Maarten 't Hart zijn teksten wel zo te schrijven dat je gefascineerd door blijft lezen met het verhaal.
Er zijn dus heel veel details in dit verhaal gebruikt die zorgen voor leesvertraging. Over één moment kan een lang stuk tekst geschreven zijn waardoor je op een moment even vast blijft zitten in het verhaal en het moment langer duurt dan het werkelijk zou duren. Dit geeft wel echt vorm aan het verhaal, waardoor de hoeveelheid details niet storend zijn om te lezen.
Toch is de spanning in dit verhaal ver te zoeken. Er is nauwelijks gebruik gemaakt van een spanningsboog, waardoor het verhaal niet als spannend te benoemen is. Je moet ook van de motieven (voornamelijk de natuur en biologie) houden om door dit boek heen te kunnen komen.
Recensies:
-Recensieweb.nl
Maarten ´t Harts roman Een vlucht regenwulpen is in zijn achtenvijftigste druk, is verfilmd en ligt te koop bij elke supermarkt. Het mocht met recht een lacune in mijn algemene ontwikkeling heten dat ik de moderne klassieker nog niet had gelezen, en dat was vooral opmerkelijk omdat ik ander werk van ´t Hart altijd met veel plezier heb gelezen. Zo heeftDe jakobsladder, het prachtige verhaal over een kerkscheuring en de ondergang van een gezin met een zeer orthodoxe vader, mij letterlijk tot tranen geroerd. Optimistisch over al het moois wat me te wachten zou staan, begon ik aan Een vlucht regenwulpen. Het bleek niet helemaal wat ik ervan had gehoopt.
Het verhaal is bekend. Van jongs af aan heeft de hoofdfiguur, de gereformeerd opgevoede Maarten, moeite met het maken van vrienden, terwijl het vinden van een vriendin helemaal moeizaam is, hoewel hij verliefd is op een meisje Martha. Hij ontwikkelt zich tot een briljant bioloog die erin slaagt primitieve levensvormen in het lab te doen ontstaan; dat levert de sociaal nog altijd niet al te handige geleerde internationale erkenning op, en een uitnodiging voor een congres over weefselkweek in de Zwitserse stad Bern. Helaas kan hij de dwanggedachte niet van zich afzetten dat hij nog maar twee weken te leven heeft, en het lijkt er inderdaad even op dat hij zal sterven, als hij tijdens een bergwandeling een flinke valpartij maakt, net nadat hij heeft vastgesteld dat een vrouwelijke collega die hij aantrekkelijk vindt meer geïnteresseerd is in een andere beroepsgenoot. In de daarop volgende nacht heeft Maarten een heftige koortsdroom, waarin hij zijn angsten van zich aflegt – of sterft, dat wordt niet duidelijk.
Hoewel het boek is gepubliceerd in 1978, is het geschreven in het voorjaar en de zomer van 1971. Daarmee is het in feite een jeugdwerk van ´t Hart, maar alle vertrouwde thema’s zijn er al in aanwezig: liefde, natuur, wetenschap, dood en muziek spelen een belangrijke rol, en de hoofdrolspeler lijkt tot in de kleinste details op de helden van latere romans. Zo beschikt Maarten, net als de hoofdrolspeler van De jacobsladder, over enorme kracht. Een vlucht regenwulpen bevat ook prachtige lange beschrijvingen van verliefdheid en weet fenomenaal Maartens onvermogen op te roepen om ongeforceerd contact te maken met iemand van het andere geslacht. En het is vooral vlot geschreven, met een paar geweldige zinnen als ‘De kinderteelt vind toch voornamelijk plaats in flatgebouwen waarin jonge echtparen meestal hoog boven de grond wonen’.
Maar de roman is niet ´t Harts beste werk. Vaak ligt het er allemaal wat te dik bovenop. Zo loopt Maartens angst voor de seksualiteit wel erg opvallend parallel aan zijn successen als celbioloog: iemand die langs geslachtelijke weg geen kinderen zal verwekken, weet in de reageerbuis wél leven tot stand te brengen. Maartens seksuele frustratie wordt geïllustreerd door nog andere weinig verrassende verwijzingen naar steriele vormen van erotiek: er is een verwijzing naar het Oidipouscomplex als de heel jonge Maarten met zijn moeder vader-en-moedertje wil spelen; en alweer wat ouder belandt hij in de rol van voyeur.
Dit laatste wordt ingeleid met een citaat van Simon Vestdijk, bij wie voyeurisme een vaak terugkomend motief is. Dat is niet de enige keer dat de schaduw van de duivelskunstenaar valt over Een vlucht regenwulpen: een boek van Vestdijk uit de schoolbibliotheek speelt bijvoorbeeld ook een rol. Opvallend zijn de parallellen met Terug tot Ina Damman, Vestdijks beroemde verhaal over een jeugdliefde van de sensitieve Anton Wachter. Die wordt door zijn medescholieren gepest met het woord ‘vent’, waarmee hij door zijn vader wordt aangesproken; op soortgelijke wijze wordt de jonge Maarten uitgescholden met ‘generaal’ als een onderwijzer – een soort vaderfiguur – hem zo pleegt te noemen. Elders zegt Maarten: ‘Ik wist nu ook wat ik voor Martha had gevoeld; ook dat was een soort heimwee geweest, een heimwee zonder de mogelijkheid van thuiskomst.’ De gedachte, de toon en het ritme doen enigszins denken aan de beroemde slotzin van Vestdijks Terug tot Ina Damman, dat hij ´trouw zou blijven aan iets dat hij verloren had, – aan iets dat hij nooit had bezeten’. Het is vanzelfsprekend nooit verkeerd de grootmeester na te volgen, maar dit is iets te veel.
Sommige scènes zijn ook wat te expliciet. Een voorbeeld is het bezoek aan de dokter die bij de kleine Maarten de amandelen verwijdert. Zijn moeder heeft hem vooraf niet gezegd wat er gebeuren gaat, en het is de lezer wel duidelijk dat het kind zich in de steek gelaten voelt. De daarop volgende passage, waarin Maarten opsomt hoe voorbeeldig hij zich heeft gedragen en dat het oneerlijk was dat zijn moeder toeliet dat hij met een gloeiende tang werd bestraft, is volkomen overbodig.
Dit alles wil niet zeggen dat het een slecht boek is, maar wel dat ´t Hart, toen hij in 1971 Een vlucht regenwulpen schreef, nog niet de schrijver was die hij zou worden. De latere ´t Hart komt los van Vestdijk en durft meer impliciet te laten, erop vertrouwend dat hij zaken voldoende kan suggereren. Als Een vlucht regenwulpen onmiddellijk zou zijn uitgegeven en niet pas zeven jaar later, zou het zijn aangeduid als een ‘veelbelovend debuut’. Er zou nog veel moois volgen.
-Tzum.info
De wil om te leven
Maarten is deskundige op het gebied van de weefselkweek. Een vakgebied met toekomst. Het zal niet lang meer duren of de menselijke soort zal zich klonend in stand kunnen houden. Het is ook een vakgebied dat uitstekend past bij de persoon Maarten: tot dan toe leeft hij solitair en een natuurlijk manier van voortplanting zit er niet. Zijn enige grote liefde, Martha is getrouwd met een ander, en zo blijft alleen het verlangen naar haar over. Een vriendin of vrouw krijgen lukt hem niet. Als hij, eenmaal gevierd wetenschapper geworden, in Zwitserland een substituut zoekt voor zijn enige liefde en een prostituee wil meenemen die op Martha lijkt krijgt hij de kous op z’n kop. Zelfs de hoeren wijzen hem af.
Een vlucht regenwulpen, dit jaar het campagneboek van Nederland Leest is een boek waarin de begrippen isolement en eenzaamheid, het woord wordt een paar keer nadrukkelijk genoemd, in allerlei lagen van het boek van belang zijn. Het isolement begint al letterlijk omdat Maarten, enig kind, met zijn moeder en zijn vader, die een tuinderij heeft, afgelegen wonen. Hij heeft geen kinderen om mee te spelen. Hij brengt zijn dagen door in gezelschap van vogels. Een start in het leven met fatale gevolgen op liefdesgebied.
Als Maarten naar Zwitserland rijdt voor een congres, voert hij een denkbeeldig gesprek met Jakob. Wat deze vriend aan Maarten vertelt, is dus in wezen een zelfanalyse op wetenschappelijke gronden.
Je hebt, al zit je dan niet in het vak zoals ik, ook gehoord over dierproeven met aapjes die ze, helemaal alleen, bij kunstmoeders groot laten worden. Die kunnen later geen contact maken met anderen, geen seksuele relatie aangaan. Hebben ze wel een echte moeder maar geen speelmakkertjes dan wordt het later ook grote ellende. Spelgedrag is net zo belangrijk voor jonge zoogdieren als goede voeding. Jij bent als jong zoogdier helemaal op je eentje groot geworden, geen broers of zusters, geen vriendjes, niks. Daardoor ben je net zo contactgestoord als die aapjes, je kunt geen relaties maken.
Maarten is zich al op jonge leeftijd bewust van zijn solitaire gedrag. Op school neemt hij de werkelijkheid het liefst waar achter glas. Liever kijkt hij naar spelende kinderen op het plein, dan mee te doen met het spel.
Maar omdat ik kijk kan ik er niet spelen. Als ik ‘s morgens over het plein loop, verdubbel ik mijzelf: ik ben immers altijd aanwezig achter de ramen vanwaar ik het plein overzie, ik kan niet op het plein lopen, dan ben ik mijzelf niet, dan loopt er een ander.
Die angst voor een plein blijkt al als hij voor het eerst de vertrouwde omgeving verlaat en met zijn moeder naar de dokter in het dorp gaat om zijn amandelen te laten knippen. Een groot leeg plein waar de schaduw van de kerktoren overheen valt beangstigd hem zo dat hij om die schaduw wil heen lopen. Ik heb daar wel eens een Freudiaanse verklaring over gehoord, maar je zou er ook een eerste weerzin tegen de kerk in kunnen zien. Het pijnlijke knippen van de amandelen is meteen het eerste verraad van de moeder. Zij was er toch om hem te beschermen? Waarom heeft ze dit toegelaten. Het is een voorbode van het verraad van God als de moeder van Maarten keelkanker krijgt en een lijdensweg aflegt voordat ze sterft. Het onrecht dat hij daarover voelt, bevestigt nog een keer zijn ongeloof: een rechtvaardige God had dat niet toegestaan.
Er zit een mooi klassiek uitgewerkt Oedipuscomplex verscholen in Een vlucht regenwulpen. De liefde die hij voelt voor zijn moeder, in een mooie scène waarin ze haar haar borstelt wordt dat nog eens onderstreept, vindt zijn tegenhanger in de relatie met zijn vader. De confrontatie komt naar aanleiding van een geloofskwestie, Maarten wil, om Martha te zien, naar een andere kerk gaan. Op de fiets nog wel. Vader wordt woedend, maar dan worden de rollen omgedraaid.
Hij wilde me slaan maar ik omklemde zijn handen en deed zijn armen omlaag. Zijn gezicht werd donkerrood, hij worstelde om zich te bevrijden uit mijn greep maar al zijn moeite was vergeefs.
Maarten ‘t Hart verweeft de verschillende lijnen over geloof liefde en isolement op een uitstekende manier en het is in retrospectief volstrekt onduidelijk waarom het manuscript van dit boek zeven jaar lang in de la heeft gelegen. De roman wordt ook niet, zoals zijn latere werk, ontsierd door nogal oubollige zinnen. Stilistisch is ‘t Hart in zijn beginjaren op zijn best.
Het boek eindigt met een louterende val van een berg. Als hij, slechts lichtgewond vele meters lager ligt, constateert Maarten opgelucht dat hij niet bang is geweest en dat hij tijdens de val de wil voelde om te overleven. De angst dat hij binnenkort zou overlijden, is niet bewaarheid en er komt een glimp terug van het geloof van zijn moeder. ‘Hier had ik ook bloedend kunnen liggen denk ik. Hij heeft wel toegelaten dat mijn voet wankelde, maar nu doet Hij me dan toch nederliggen in grazige weiden.’ Op de terugweg krijgt hij een openbaring. Nog eenmaal een lang citaat:
Als ik rustig voortloop over de vlakte – het zou een plein kunnen zijn, een groot plein dat niet beangstigend is, en de Oberberghorn zou een toren kunnen zijn, die nu eenmaal als een vinger Gods aan een plein hoort te staan, hoog en schrikwekkend […], is het of ik al mijn angsten en frustraties, al dat onheilspellende gejammer over mijzelf waarover ik niet met anderen praten kan omdat niemand het begrijpt, omdat ze altijd andere problemen hebben, echte problemen zoals huwelijksmoeilijkheden waaruit soms een echtscheiding voortkomt, maar geen pleinvrees, geen dwanggedachten, geen dromen van nooit werkelijkheid wordende liefde, achter mij heb gelaten en of ik daarvoor het besef heb teruggekregen dat ik tenminste iets begrijp van het leven, dat ik het voel tintelen in mijn vingertoppen, dat het een droom is, een verlangen, even immaterieel als het rood van de toppen, even vluchtig als de muziek van Schubert, ongrijpbaar maar echter dan de werkelijkheid.
Misschien is een van de succesfactoren van het boek wel dat de hoofdpersoon, ondanks de voortdurende vrees dat hij snel zou overlijden, ondanks de gedachte aan zelfmoord, als het erop aankomt, het leven toch omarmt.
Mijn recensie:
Een erg mooi boek dat gaat over een jongen met veel fantasie en intresse. Ik kon mezelf er erg goed in vinden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten